De felbegeerde cup
‘Het was zó koud dat wij met zijn allen de trein weer uit moesten om te helpen krabben.’
‘Bij mij bleef het weerbericht steken, in de radio.’
Bij mij, bij mij.
Als de apenrots herschikt is, kunnen we aan het werk. We zijn zo druk met tegen elkaar opbieden, dat goed luisteren erbij inschiet. Jammer, want van luisteren wordt je wijzer. Wij maken allemaal rondjes in de draaimolen der gewoonte. Stap er eens uit. Doe eens gèk, mensen.
Laatst keek ik naar de film ‘Moneyball’ (2011, met o.a. Brad Pitt). Pitt, coach van een underdog honkbalteam, verkoopt zijn duurste spelers. Vervolgens koopt hij op kernkwaliteiten in, bewust blind voor andere factoren. Hij zoekt de beste pitcher, de hardste hitter, de man die de meeste honken ‘steelt’. Hongerige spelers met een beurs plekje, uit de koopjesmand bij de uitgang. Twee jaar ‘te oud’, conflict met de trainer, tien centimeter korter dan de norm. ‘Fuck de norm’ zegt de op waarheid gebaseerde coach en creëert en passant de nieuwe norm. Zijn inzicht en heilig vuur, zijn bloed, zweet en spuug leiden naar de felbegeerde cup.
Luisteren, en zien – en eens iets niet zeker weten.
Wist u dat er topsporters zijn die niet aan de bak komen? Wie het hardst loopt of het hoogst springt – dat leek mij een uitgemaakte zaak. De voetbalmiljonairs op de bank komen altijd weer ergens in het spel. Toch? Neen. Topsporters worden als kruimels van de tafel geschuierd door zoiets futiels als ‘een raar loopje’ of drugsgebruik. Stelt u zich een wereld voor zonder Mr Bean, zonder wielrennen … Werd er nou meer opgelet, dan sprongen overal de krenten uit de pap. Probleem is alleen: we stikken in die pap. Homo Ludens wordt uitputtend bediend. Naast dertig pindakazen en 199 televisiekanalen is er overdaad bij boek, beeld en geluid. Zo komen elke maand zo’n vierhonderd Nederlandse titels uit, in het segment dat kenners en lezers liefkozend literatuur noemen. In coronajaar 2021 verschenen 12.310 films.
Een akelig koud en kil, klein percentage van de meer dan twintigduizend actieve auteurs vindt een uitgever, er zijn vooral veel zelfpubbers. Daar zitten heel veel heel goede tussen. Zelfrelativering voor de nog niet gepubliceerde schrijver: loop eens een bibliotheek binnen. Koot en Bie zagen in hun nummer ‘Performance’ de bui al hangen: ze persifleren de worstelende woordkunstenaar – wat die niet doet om op te vallen! Als opvallen niet lukt kun je altijd nog ondersneeuwen. Niets onaardigs over Herman Brusselmans, maar de man heeft een tyconisch aantal titels. Waarvoor hulde, daar niet van. Er is gewoon te veel, van alles.
In ons deel van de wereld dan, hè.